Iriscopie houdt zich niet alleen bezig met het bestuderen van het gekleurde deel van het oog (de iris). Oogdiagnose heeft betrekking op het hele oog. Oogdiagnostiek is iriscopie plus een beoordeling van de sclera, cornea, ooghoeken, oogleden, oogwimpers, pupilrand, lens en netvlies met bloedvaten. De hedendaagse oogdiagnostiek is vooral te danken aan de Hongaarse arts Ignaz von Péczely. Hij bracht vlekjes en radiairen verloop van de iris in verband met organische gesteldheid. Hij ontwierp als eerste een topografie (landkaart) van de ogen met een indeling naar organen en orgaansystemen. Vooral in Duitsland is de irisdiagnose verder ontwikkeld en wordt veel gebruikt.
De oogdiagnostiek kan nooit een röntgenapparaat vervangen. De irisdiagnose kan vooral goed worden gebruikt bij de beoordeling van natuurgeneeskundige principes van ons lichaam. Je kunt biologische systemen ontdekken die dreigen te ontsporen, overbelast zijn of te weinig energie hebben, waardoor allerlei klachten kunnen ontstaan. De irisdiagnose maakt het mogelijk de constitutie (erfelijke aanleg) vast te stellen en de conditie in te schatten (de situatie van nu), waardoor leefstijl kan worden aangepast of, indien nodig, een reinigende of herstellende therapie kan worden ingezet. Ook is het mogelijk via irisdiagnose een beeld te krijgen van de emotionele gesteldheid en van wat eventuele behandelmogelijkheden zouden kunnen zijn.
Irisdiagnose is heel goed te combineren met het energetisch denken uit de vier elementenleer van Paracelsus (Traditionele Westerse Geneeskunde) en van de vijf elementen leer uit de Traditionele Chinese Geneeskunst (TCM)
Er worden zo nodig foto’s gemaakt van de ogen om met elkaar te kunnen vergelijken over langere periodes.