Homeopathie werkt volgens het principe van de gelijksoortigheid. Het patroon van klachten dat de patiënt vertoont, wordt bij een gezonde proefpersoon waargenomen na het innemen van de pure stof uit de natuur. Door verdunnen en schudden (potentiëring) van de natuurlijke stof ontstaat het homeopathische geneesmiddel. De natuurgeneeskundige maakt, in tegenstelling tot een klassiek homeopaat, meestal gebruik van zgn. lagere potenties en van gecombineerde middelen.